Coronacrisis maakte slagen makkelijker, maar studeren later moeilijker

maandag, 15 december 2025 (08:08) - Metro

In dit artikel:

Tijdens de coronajaren versoepelde Nederland de eindexamenregels (extra herkansing en één examencijfer laten vervallen voor schooljaren 2020-2021 en 2021-2022) om te voorkomen dat een hele generatie zou blijven zitten. Dat leidde ertoe dat meer middelbare scholieren hun diploma haalden, maar nieuw onderzoek in de eindevaluatie van het Nationaal Programma Onderwijs laat zien dat die verlichting op korte termijn nadelige effecten had in het vervolgonderwijs.

Studenten die dankzij de coulante regels slaagden, bleken in het mbo, hbo en op universiteiten gemiddeld minder succesvol: ze vallen vaker uit en wisselen vaker van studie, wat vaak tot studievertraging leidt. Het verschil is duidelijk bij vwo’ers uit 2020-2021: van degenen die alleen door de versoepelingen slaagden, stopte 8 procent binnen korte tijd met de universitaire studie en 37 procent stapte binnen twee jaar over. Onder vwo’ers die zonder maatregelen slaagden waren die percentages respectievelijk 4 en 19 procent. Opmerkelijk is dat zelfs scholieren met een krappe onvoldoende-gemiddelde (onder de zes) het in het hoger onderwijs beter deden dan leerlingen die een extra herkansing nodig hadden of een cijfer lieten vervallen.

Het ministerie concludeert dat het verlagen van de lat niet zonder risico is: veel van deze studenten begonnen hun vervolgopleiding met onvoldoende kennis en vaardigheden, en startten bovendien in een periode waarin onderwijsinstellingen nog vaak met lockdowns en online onderwijs te maken hadden. De evaluatie benadrukt dat versoepelingen in één onderwijsfase later tot problemen kunnen leiden in de volgende fase en herhaalt de waarschuwing over de mentale gevolgen van langdurige schoolsluitingen.

Positief is dat veel leerachterstanden inmiddels zijn ingelopen; alleen de onderbouw van het voortgezet onderwijs blijft achter ondanks extra steun. Voor beleidsmakers betekent dit dat toekomstig crisisbeleid moet afwegen tussen directe bescherming tegen zakken en het waarborgen van voldoende voorbereiding op vervolgonderwijs — bijvoorbeeld via gerichte bijspijkertrajecten, betere doorstroomondersteuning en vroegtijdige signalering in het hoger onderwijs.