Wat is fascisme en hoe herken je het? 'Het begint met taal: woke, deugmens of klimaatgekkie'
In dit artikel:
Rosan Smits, politicoloog, adjunct-directeur van De Correspondent en auteur van het recent verschenen boek Dit is fascisme, waarschuwt dat fascisme geen historische curiositeit is maar een actuele politieke strategie die ook in Nederland opduikt. Hoewel veel mensen bij het woord meteen aan Hitler of Mussolini denken — de meest radicaal herkenbare vormen — benadrukt Smits dat fascisme vooral een instrument is: „de politieke leer van het recht van de sterkste.” Het is geen gesloten ideologie maar een draaiboek waarmee spelers in een democratie macht consolideren.
Centraal in dat draaiboek staat het creëren van een vijandbeeld. Migranten, eliten, andersdenkenden en minderheden worden gepresenteerd als bedreiging van de natie. Die framing rechtvaardigt uitsluiting en vormt de eerste stap naar het uithollen van democratische rechten: eerst van de zogenoemde vijanden, later van iedereen. Smits laat zien hoe woordkeuze en taalgebruik essentieel zijn: termen als „remigratie” (een eufemisme voor deportatie) en het woord „omvolking” – ontleend aan nazi-retoriek – verschuiven van rand naar mainstream. In Nederland gebruiken meerdere partijen zulke termen en thema’s dringen via sociale media, tweets en talkshows de reguliere politiek binnen.
Het speelboek bevat steeds dezelfde stappen, aldus Smits: een leider claimt te spreken namens het volk, wie kritiek levert wordt voorgesteld als tegen het volk, en instituties zoals rechters, pers, grondwet en parlement worden weggeredeneerd of ondermijnd. Voorbeelden uit het buitenland – Hongarije waar de grondwet werd herschreven, de Verenigde Staten met uitspraken over „boven de wet” staan – tonen volgens haar hoe democratie geleidelijk kan worden omgevormd zonder onmiddellijke afschaffing van verkiezingen.
Een ander belangrijk instrument is het taalgebrauch dat de realiteit vervormt. Spotwoorden als „woke”, „deugmens” of „klimaatgekkie” diskwalificeren serieuze debatten over ongelijkheid, racisme en klimaat en maken feiten irrelevant. Zo verwordt het publieke debat tot een slagveld waarin waarheid wordt uitgehold. Smits waarschuwt dat het verliezen van het vermogen het fenomeen bij naam te noemen het beleidsmatig en maatschappelijk onmogelijk maakt om ertegen op te treden: het etiketteren van alles als „fascistisch” is even problematisch als het bagatelliseren van fascistische strategieën.
Toch is Smits niet pessimistisch: omdat fascisme uit een democratie kan ontstaan, kan het daar ook worden bestreden. Haar voorgestelde weerbaarheid draait om kennis en publieke opvoeding: beter onderwijs over hoe democratie werkt en hoe deze kan worden misbruikt, en journalistiek die niet doet alsof grondwettelijk strijdige uitspraken louter „mening” zijn. Burgers hebben volgens haar ook een taak: deelnemen, stemmen, elkaar aanspreken en vooral: niet wennen aan wat onnormaal is. Democratie vraagt onderhoud — actief, geïnformeerd en waakzaam handelen is de beste verdediging.