Wat sport écht doet voor kinderen met een aandoening (en waarom Esther Vergeer zich al 21 jaar voor hen inzet)

woensdag, 26 november 2025 (17:08) - Metro

In dit artikel:

Esther Vergeer, de legendarische rolstoeltennisspeelster, zet al meer dan twintig jaar haar ongekende sportdrive in voor andere kinderen. Na haar afscheid als topsporter in 2013 en met een loopbaan die onder meer viermaal Olympisch goud enkelspel en een ongeslagen reeks in het enkelspel tussen 2003 en 2013 omvat, richtte ze in 2004 de Esther Vergeer Foundation op. De stichting helpt kinderen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking toegang te krijgen tot sport en sportclubs, met als doel hun zelfvertrouwen en maatschappelijke deelname te vergroten.

De stichting zoekt praktische oplossingen: informatievoorziening, begeleiding naar een passende sportclub, bemiddeling bij trainers en soms het regelen van een speciale sportrolstoel. Esther vertelt dat sommige gezinnen met één telefoontje geholpen zijn, terwijl andere kinderen een intensief traject nodig hebben voordat ze structureel kunnen sporten. De organisatie heeft inmiddels een professioneel zorgteam dat actief is op sportpoli’s in alle academische kinderziekenhuizen en in verschillende revalidatiecentra. Waar Vergeer aanvankelijk alles zelf deed als vrijwilliger, werkt de stichting nu met zestien medewerkers en een directeur (Marie-Louise Lemmen); Vergeer blijft onbezoldigd bestuurslid en speelt een actieve, zichtbare rol in fondsenwerving, politieke gesprekken en bezoeken aan gezinnen en ziekenhuizen.

Cijfers onderstrepen de noodzaak: ongeveer één op de vier Nederlandse kinderen heeft een fysieke aandoening of chronische ziekte en binnen die groep geeft zo’n 70 procent aan zich eenzaam te voelen. Veel van die kinderen kunnen meedoen in reguliere teams, mits trainers en ouders goed geïnformeerd en bereid zijn tot kleine aanpassingen (bijvoorbeeld korte pauzes, toegang tot een AED). Volgens Vergeer blijft het probleem dat informatie en doorzettingsvermogen bij ouders verschillend zijn: zodra zij ontmoedigd raken, haken gezinnen gemakkelijk af, waardoor de rol van de stichting blijvend is.

Recentelijk stond Vergeer opnieuw in de schijnwerpers: ze las de sportieve Troonrede op Prinsjesdag, verscheen met haar jonge sporters in het tv-programma Het Perfecte Plaatje eind oktober en lanceert momenteel een nieuwe videocampagne voor haar foundation. In Het Perfecte Plaatje werden kinderen bewust als helden gepresenteerd; Vergeer vindt die benadering waardevol omdat het laat zien dat sport niet alleen om topsport draait, maar vooral om het vinden van een plek en eigenwaarde — een voorbeeld is een jongen met taaislijmziekte die ondanks een voedingsslang en rugzakje aan judo doet en daardoor aansluiting heeft gevonden.

Vergeer koppelt haar pleidooi voor sport aan een economisch argument: preventieve investeringen in sport voor jongeren zouden volgens onderzoeken meer opleveren dan ze kosten — zij noemt een verhouding waarbij iedere geïnvesteerde euro drie euro oplevert in vermeden zorgkosten en maatschappelijke winst. Ze roept het nieuwe kabinet op om structureel te investeren in sportparticipatie voor kinderen met een aandoening, omdat dit op lange termijn zowel de gezondheid als de maatschappelijke zelfstandigheid bevordert.

Persoonlijk blijft sport ook belangrijk voor Vergeer zelf. Na tien jaar zonder racket begon ze twee jaar geleden recreatief weer te tennissen bij de dorpsclub, juist om te ervaren hoe het is om opnieuw een beginner te zijn en kinderen te kunnen begrijpen die telkens opnieuw confrontaties met beperkingen moeten doorstaan. Haar eigen achtergrond — een hersenbloeding op zevenjarige leeftijd leidend tot een dwarslaesie en een leven in een rolstoel vanaf haar achtste — geeft haar zowel legitimiteit als betrokkenheid. Naast haar stichtingswerk vervult ze nog rollen als Chef de Mission voor de Nederlandse Paralympische ploeg sinds 2018 en is ze toernooidirecteur van het rolstoeltennistoernooi tijdens ABN AMRO Rotterdam in Ahoy.

Kortom: Esther Vergeer blijft net zo vastberaden in haar maatschappelijke strijd als ooit op de tennisbaan, omdat er volgens haar nog altijd structurele drempels en te weinig overheidsinvestering zijn om sport voor elk kind met een aandoening vanzelfsprekend te maken.